Vandaag bezocht ik de tentoonstelling van Anselm Kiefer in het KMSKA. Het is een aanrader voor iedere kunstliefhebber. Men moet zich echter haasten. De tentoonstelling is reeds verlengd en loopt nog tot 27 maart. Hieronder een overzicht van wat in mijn ogen de topstukken zijn van de tentoonstelling.
Met 'Wege der Weltweisheit' kijkt Kiefer terug in de Duitse geschiedenis. Iets wat hij in veel van zijn werken doet met een grote preoccupatie voor het thema 'oorlog'. Deze kolossale houtsnede toont 34 wijzen, geestelijke vaders die de Duitse cultuur mee gekneed hebben. Maar hij zet er zowel de positieve als de eerder negatieve bijdragen op. De collectie 'wijzen' gaat van Pruisische veldheren tot Duitse filosofen (Kant en Heidegger), maar ook Horst Wessel (lid van Hitlers Strumabteilung). Centraal staat een brandend woud afgebeeld en het opschrift onderaan geeft weer wat de toeschouwer zich daar bij moet voorstellen. Het gaat om de Hermannschlacht (de oorlog tussen de Germanen (o.l.v. Hermann) en de Romeinen (o.l.v. Varus) in het Teutoburgerwoud. De bedstede van de Duitse geschiedenis als het ware.
In 'Lilith' zien we de contouren oprijzen van een moderne stad met woontorens. Ze is echter omgeven met stof en as die Kiefer letterlijk als materialen aangewend heeft. Het is een grauw beeld van vernieling, dood en verderf dat hij koppelt aan de figuur Lilith uit de Joodse traditie. Lilith werd uit hetzelfde stof als Adam geschapen en was dus aan hem evenwaardig. Dit leidde tot conflicten. Lilith groeide uit tot de negatieve kracht van het kwaad in de wereld. Het zwarte haar van Lilith is aangebracht door Kiefer op het doek. Hij brengt echter ook papavers aan op het doek die gevulde zaaddozen bevatten als teken van mogelijk nieuw leven.
'Fruchtbare Halbmond' is een verwijzing naar het Tweestromenland of Mesopotamië als bron van de beschaving. Het werk herinnert aan de toren van Babel die door de Babylonische spraakverwarring in elkaar stortte. De ruïne is geen einde, maar een nieuw begin. Een bouwen waarbij alle verschillende identiteiten toch hun eigenheid behouden maar meewerken aan een groot geheel. Op de 'bouwstenen' vind je de namen van de steden Jericho, Petra, Ur.....uit de regio van het Midden-Oosten. Mag hier een politieke boodschap achter gezocht worden?
Twee werken die eigenlijk samen horen te hangen in de tentoonstelling naar mijn mening zijn 'Schwarze Flocken' en 'Jakobs Himmlisches Blut'.
Op het werk 'Schwarze Flocken' treft men een loden boek aan in het midden van een leeg, besneeuwd landschap met een rozige schijn. Uit het boek stromen versregels uit het gedicht 'Schwarze Flocken' van de Joodse Holocaustdichter Paul Celan (1920-1970).
Schwarze Flocken
Schnee ist gefallen, lichtlos. Ein Mond
ist es schon oder zwei, dass der Herbst unter mönchischer Kutte
Botschaft brachte auch mir, ein Blatt aus ukrainischen Halden:
‘Denk, dass es wintert auch hier, zum tausendstenmal nun
im Land, wo der breiteste Strom fliesst:
Jaakobs himmlisches Blut, benedeiet von Äxten…
O Eis von unirdischer Röte – es watet ihr Hetman mit allem
Tross in die finsternden Sonnen… Kind, ach ein Tuch,
mich zu hüllen darein, wenn es blinket von Helmen,
wenn die Scholle, die rosige, birst, wenn schneeig stäubt das Gebein
deines Vaters, unter den Hufen zerknirscht
das Lied von der Zeder…
Ein Tuch, ein Tüchlein nur schmal, dass ich wahre
nun, da zu weinen du lernst, mir zur Seite
die Enge der Welt, die nie grünt, mein Kind, deinem Kinde!’
Blutete, Mutter, der Herbst mir hinweg, brannte der Schnee mich:
sucht ich mein Herz, dass es weine, fand ich den Hauch, ach des Sommers,
war er wie du.
Kam mir die Träne. Webt ich das Tüchlein.
Paul Celan
Uit: Verzamelde gedichten (Meulenhoff, 2003)
Zwarte vlokken
Sneeuw is gevallen, lichtloos. Eén maan her
is het al of twee dat de herfst ook mij in monnikspij
een tijding bracht, een blad uit Oekraïense heuvels:
‘Bedenk dat het wintert ook hier, voor de duizendste keer nu
in het land waar de breedste stroom vliedt:
Jaäkobs hemelse bloed, gebenedijd door bijlen…
ijs van onaardse roodheid – daar waadt haar hetman met heel z’n
tros naar donkerende zonnen… kind, ach, een doek
om me in te hullen als het blinkt van de helmen,
wanneer de schol, de rozige, barst, als het gebeente van je vader
sneeuwig verstuift, onder de hoeven vol wroeging
het lied van de ceder…
Een doek, een klein doekje maar, opdat ik nu,
nu je leert huilen, voor mezelf bewaar
het nauw van de wereld, die nooit groent, mijn kind, voor jouw kind!’
Bloedde, moeder, de herfst me maar weg, brandde de sneeuw me maar:
zocht ik mijn hart maar, dat het huilt, vond ik de zucht maar, ach,
van de zomer,
was-ie als jij.
Kwam me de traan. Weefde ik dat doekje.
Vertaling Ton Naaijkens
Uit: idem
De takken herinneren aan toegetakelde wijnstokken, eindeloze rijen herdenkingstekens op oorlogsbegraafplaatsen, runentekens. De nazi's pikten de runen op en gebruikten ze in hun symbolen.
Het doek 'Jakobs Himmlisches Blut' draagt de naam van één van de versregels uit het bovenstaande gedicht van Paul Celan en vormt een thematische eenheid met 'Schwarze Flocken'. We zien een toegetakeld, oneindig lijkend landschap met ook weer toegetakelde wijnstokken.
Een steeds weerkerend thema bij Kiefer is de gedachte dat elk einde een nieuw begin is. Dood en leven liggen zeer dicht bij elkaar. Dat is een gedachte die zeer sterk aansluit bij het denken van Nietzsche en Bataille in de filosofische traditie. Leven ontstaat letterlijk uit de dood. De vorige generatie moet sterven opdat de volgende zou leven en de ontbindende lichamen zorgen letterlijk voor nieuw krioelend leven. Zo is as, een materiaal dat Kiefer overduidelijk graag gebruikt symbool voor vernietiging. Maar via het verhaal van de feniks die verrijst uit zijn as ook symbool van nieuw leven. Net zoals de heren uit de filosofische traditie zet Kiefer de neiging van onze cultuur om een strikte scheiding tussen categorieën van leven en dood aan te brengen op het spel. Oorlog is een tweesnijdend zwaard. Het vernietigt, maar betekent ook steeds een nieuw begin met nieuwe kansen. De toegetakelde takken zijn mogelijk niet toevallig wijnstokken. De wijnrank is een eeuwenoud symbool in de christelijke iconologie voor de verrijzenis en het eeuwige leven. Men vindt niet toevallig in vroeg-christelijke kerken de figuur van het kruis of Christus terug waaruit wijnraken groeien die heel het tafereel overgroeien.
(San Clemente, tafereel uit de absis, Rome)
Zo werkt Kiefer dus met materialen die op het eerste zich laag bij de gronds zijn (as, lood, stro, wijnstokken,....) maar die voor hem toch een spirituele kracht vertegenwoordigen.
In zijn gebruik van materialen is hij duidelijk de leerling van Joseph Beuys die met vilt, vetvlekken, afval kunst maakte. Wat betekent dit voor de rol van schoonheid in de moderne kunst sinds Beuys, Kiefer en vele anderen met om ter lelijkste materialen lijken te werken?
In zijn artikel 'Schoonheid als eis. Enkele opmerkingen over het moderne schoonheidsbegrip' geeft Marc De Kesel dit een verhelderende duiding mee. Moderne kunst heeft in zijn keuze voor lelijke en banale materialen de schoonheid niet opgegeven. Ze geeft echter die schoonheid niet als een feit aan de toeschouwer, klaar om te contempleren. Dat is eerder een zaak van kunst uit de westerse traditie en diezelfde traditionele schoonheidsidee vinden we vandaag eerder terug in de reclamewereld en de media (in de beeldcultuur met andere woorden) die ons willen overspoelen met schoonheid. Kunst werkt nog steeds, ook in zijn hedendaagse vorm, met een esthetische imperatief volgens De Kesel. Het eist van ons dat we die banale, lelijke materialen schoon vinden in hun volle banaliteit.
"En toch bestaat de moderne kunst het om die dood aan de moderne mens te laten verschijnen in de vorm van een imperatief: "beschouw dit dode -dit negatieve, dit banale, dit abjecte- als wat tot het leven behoort, maar nooit in staat zal zijn in dat leven te worden opgenomen en er levend in te worden" (M. De Kesel)"
Laatste reacties